De Commissie voor bezwaar- en beroepschriften in een Limburgse gemeente maakte het wel erg bont. De gemeente weigerde inzage in het dossier aan een rechtshulpverlener en stelde als voorwaarde dat deze alleen maar inzage kon krijgen als betrokkene er zelf ook bij was
(bron: passage uit de brief van de gemeente)
Niet alleen getuigt dit van een fundamenteel wantrouwen jegens rechtshulpverleners, het is ook in strijd met het beginsel dat elke burger zich kan laten vertegenwoordigen door een gemachtigde (art. 2:1 Algemene wet bestuursrecht) en een inzagerecht heeft in de stukken die bij de Commissie liggen (art. 7:4 lid 2 Awb) en ook meer algemeen een recht heeft op inzage zijn/haar dossier.
Het gaat hier om een burger die als zelfstandig ondernemer zwaar getroffen wordt door de Corona-maatregelen, net weer opgestart was en zijn zaak dus zou moeten sluiten om samen met zijn gemachtigde de stukken bij de gemeente te gaan inzien.
Ook de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van de gemeente werd hierover geïnformeerd en gevraagd in te grijpen.
De gemeente bleef vasthouden aan de weigering en er moest de Rechtbank via een zgn. voorlopige voorziening aan te pas komen om de gemeente op andere gedachten te brengen.
De Rechtbank oordeelt dat het handelen van de gemeente onrechtmatig is, al is niet op alle onderdelen helemaal helder wat de Rechtbank vindt van de gang van zaken:
(bron: uitspraak Rechtbank)
Bijzonder is in mijn ogen vooral dat een onafhankelijke commissie voor bezwaar- en beroepschriften niet ingrijpt en het blijkbaar prima vindt dat goede en effectieve rechtsbescherming onmogelijk wordt gemaakt.
(c) dolf gregoire 2020.6